HERINNERINGEN AAN HET INTERNAAT IN DEURNE

 

In de tijd na de oorlog speelde het rijke Roomse leven een grote rol. Het was heel gewoon, dat ouders hun kinderen naar een internaat stuurden van paters, broeders of zusters, zodat ze een gedegen christelijke opvoeding kregen.  In Deurne aan de Vlierdense weg bevond zich het internaat (klein seminarie) van het missiehuis Sint Willibrord, waar ik twee en een half jaar heb doorgebracht.

 

Korte geschiedenis

 

De missionarissen van Steyl, de Gemeenschap van het Goddelijk Woord, in het latijn Societas Verbi Divini (SVD) hadden in Deurne een klein seminarie, wat een interne gymnasiumopleiding was voor jongens die priester wilde worden, maar ook een juvenaat, waar (missie) broeders werden opgeleid. Er moest een flink geldbedrag worden betaald, waardoor er meestal alleen jongens uit welgestelde gezinnen verbleven.

Eerst stond het missiehuis in Uden (gesticht in 1911), maar het werd in de oorlog (1944) verwoest.

Het gemeentebestuur van Deurne verkocht begin  jaren vijftig een gebied van 18 ha voor 23.000 gulden aan de paters. Het gebouwencomplex werd in traditionalistische stijl met kenmerken van de Delftse school ontworpen door architect Van Halteren uit Den Bosch en gebouwd door aannemer J.P.A. Nelissen.

Het Missiehuis Sint Willibrord

Noord en west gevel.

Oostgevel met klassen, aula en refters.

Het missiehuis werd in 1954 in gebruik genomen. Er waren toen 25 broeders, 29 paters, 93 priesterstudenten en 25 aspirant-broeders. Op 7 mei 1955 was de officiële opening door minister Witte van Wederopbouw, nadat de inzegening van de kapel had plaatsgevonden door Mgr. Mutsaerts, bisschop van Den Bosch. Op 1 januari 1958 volgde ministeriële erkenning en in 1961 kwam er subsidie.

De school ontwikkelde zich uiteindelijk tot een zelfstandig streekgymnasium met de naam Sint Willibrord Gymnasium. In 1970 kwam de school formeel los te staan van de SVD.

Door de ontzuiling kwamen er steeds minder priesterstudenten, waardoor het internaat in 1981 werd opgeheven.

De kapel.

In 2004 werd het hoofdgebouw een conferentiehotel Willibrordhaeghe. In 2014 werd het in gebruik genomen als Zorghuis Deurne. In 2015 verliet de congregatie Deurne. De vijf laatste SVD-ers vertrokken naar het moederhuis in Teteringen. In 2017 vestigde zich het Fletcher Kloosterhotel Willibrordhaeghe in het gebouw.

Klassenfoto 1961-1962 (eerste rij tweede van links, rechts achter pater de Boer)

Klassenfoto 1962-1963 (eerste rij vierde van links)

 

Herinneringen

 

Met vier tantes en vier ooms op dat moment in het klooster, was het bijna vanzelfsprekend, dat ik als oudste zoon ook die kant op zou gaan. Op de lagere school werd ik al vaak meegenomen naar het missiehuis in Deurne om de "sfeer" te proeven. Al die sportmogelijkheden trokken me over de streep. Het priester worden nam ik op de koop toe. In september 1961 was het zover: Ik ging intern.

Hoe was het daar?

's Morgens moest je op de nuchtere maag naar de mis en 's avonds zat je weer in de kapel. Op zondag was er een hoogmis met gregoriaanse gezangen, die stonden in een dik boek, wat iedereen had. Deze kerkrituelen bepaalden toch wel een groot deel het vaste ritme. Door de week was de dag gevuld met les op het gymnasium, waar ook externen kwamen. Verder was er tijd om te studeren, te sporten en te recreëren. Van de lessen en de leraren herinner ik me niet zo veel meer. Het sporten daar vond ik fantastisch en dat vormt het grootste deel van mijn herinneringen. In de zomer werd er veel gezwommen. In de winter kon je er schaatsen. Er werden dan wedstrijden gehouden. 

De wandelclub.

Biljarten in de recreatiezaal.

Winter met sneeuw en  ijs.

Verder kon je allerlei sporten doen. Ik voetbalde graag. Ook hardlopen deed ik. Ik weet nog hoe ik met een geweldige eindsprint de 800 meter won op een sportdag. Er was daar een groot terrein, waar je heerlijk kon wandelen. Van het terrein af mocht je nooit, behalve onder begeleiding, zoals met de wandelclub. De vrije tijd werd ook door gebracht in de recreatiezaal, waar je kon biljarten, tafeltennissen, tafelvoetballen, dammen en schaken. Overal werd er regelmatig een competitie over opgezet. Ook waren er allerlei clubjes, waar je een hobby kon uitoefenen.

Eten gebeurde in de refter. Het eten was best te pruimen. Af en toe had je corvee. Dan moest je afruimen of schoonmaken. Soms de slaapzaal vegen. Misschien was dat laatste een straf. Dat weet ik niet meer. Slapen gebeurde op een grote slaapzaal, waar allemaal kleine kamertjes aan elkaar zaten  met in de opening een gordijntje. Het waren houten (triplex) hokjes van twee bij anderhalve meter. Er bevond zich een bed en een kastje. Aan de wand moest ergens een kruisje hangen. Je kon onder de bedden en kamertjes door kijken, waardoor je ook kon zien, of er een surveillance aan kwam. Maar het gaf ook mogelijkheden tot kattenkwaad. Wanneer pater van Dijk rondliep, keek je wel uit, want die kon erg streng zijn.                                                                     

 

In een niet gedateerd bewaard gebleven briefje aan mijn ouders uit het tweede jaar schrijf ik o.a.:

"Alles is hier prima. Met de hoofdpijn gaat het beter. Bedankt nog voor het pakje met fruit, hoor.

Met de studie gaat het goed. Ik moet heel veel studeren. We hebben 5 keer Grieks en vijf keer Latijn in de week. Alleen voor Latijn en meetkunde sta ik onvoldoende. Gisteren heb ik strafwerk gekregen voor het hollen in de gang. Ik ben nu onder de sterrenkundeclub. Dat is heel interessant. Vanmorgen hebben we enveloppen moeten vouwen, een heel werk. Ieder zo'n 200. Daar moesten we ook nog blaadjes in steken.

Vanmiddag moeten we met de junioren gaan voetballen tegen Stevensbeek. Bewaren jullie postzegels van Europa, want die spaar ik nu ook.

Ik weet niet veel meer, dus hou ik op. Volgende week meer. Daag."

  Wassen en tandenpoetsen gebeurde in de was zaal aan het eind van de slaapzaal.  Regelmatig waren er allerlei activiteiten. Ik herinner me filmvoorstellingen, sportdagen, een schoolkermis op het terrein zelf en een schoolreisje naar België.   Alleen met vakanties mocht je naar huis. Er was wel tussendoor een bezoekdag.    Toen ik aan mijn derde jaar begon, had ik het wel gehad. Ik wilde geen priester worden. Ik schreef een brief dat ik van het internaat af wilde. Maar de brieven werden gelezen door de leiding voor ze weg gingen. Zo moest ik naar de "heimwee" pater Willemse (was ook godsdienstleraar). Ik moest dan bij hem op schoot zitten, waar bij hij mij troostte en probeerde over te halen langer te blijven door te zeggen dat ik mijn ouders groot verdriet zou doen door weg te gaan. Na enkele keren kreeg ik er een ongemakkelijk gevoel bij en ging niet meer terug naar de pater. Later hoorde ik dat verschillende jongens nare ervaringen met hem hebben gehad.

Gelukkig heeft een neef van mij na een familiefeest aan mijn ouders verteld, dat ik weg wilde. Na de kerstvakantie (1963) hoefde ik niet meer terug. Al met al was het geen vervelende tijd, eerder een heel "bijzondere" periode.

Willem den Brok, januari 2022.

Bijgewerkt tot februari 2022.

Wil je terug naar de homesite, klik dan op:  Voorouders. Genealogie door Willem den Brok.